Het argument van de ketterse paus: eerste moeilijkheid
(door eerwaarde heer Bernard Lucien) a
Sinds lang hebben de katholieke theologen de hypothese dat de Paus in ketterij valt, onderzocht. Kan men uit hun geschriften argumenten putten die een verhelderend licht werpen op de huidige kerkelijke situatie?
Het is een aantrekkelijk idee. Men voelt zich op een zekere weg – intellectueel gesproken – wanneer men gezaghebbende theologen van weleer kan citeren wier rechtgelovigheid in de Kerk algemeen erkend is. Na ernstige studie van hun geschriften kwam ik tot het besluit dat dit echter een vruchteloze weg is. Ik geef in de volgende hoofdstukken de bijzonderste argumenten ter verdediging van deze conclusie.
***
Wanneer men de theologische posities over de kwestie van de ketterse paus bondig wil schetsen, dan houdt men zich gewoonlijk aan het bekende alternatief: een ketterse paus is ofwel afgezet door het feit zelf, ofwel moet hij afgezet worden. Depositus (afgezet) of deponendus (moet afgezet worden). Deze samenvatting, hoe beknopt ze ook is, geeft de werkelijke stand van het vraagstuk weer.
Andere stellingen werden verdedigd. Arnaldo Xavier Da Silveira, de belangrijkste hedendaagse auteur over deze kwestie, heeft deze gedetailleerd bestudeerd 1 en de stellingen van 136 auteurs onderzocht. Hij kwam tot het besluit dat de classificatie van de verschillende meningen in vijf klassen, zoals ze gebeurde door de heilige Robertus Bellarminus, 2 “zelfs heden” nog “absoluut geldig” is. 3
Welnu, de laatste twee van deze vijf stellingen heb ik hierboven vermeld, met overigens een belangrijke precisering: het betreft een manifest ketterse paus. Ik kom hierop terug.
Wat is de stand van zaken van de andere stellingen?
De eerste houdt vol dat de Paus geen ketter kan zijn. Maar de belangrijkste auteurs die deze mening onderschrijven (zoals de heilige Robertus Bellarminus of Suarez), stellen deze alleen voor als meer waarschijnlijk, en enkelen zelfs als zeer waarschijnlijk. Ze hebben hun mening niet kunnen baseren op de Openbaring of de Traditie. Eveneens aarzelen ze niet, alhoewel ze haar als onwaarschijnlijk beschouwen, de hypothese van de ketterse paus te onderzoeken.
Dit toont reeds aan dat er geen zeker argument bestaat dat ons toelaat, in naam van de katholieke leer, te bevestigen dat de paus geen ketter kan zijn.
De tweede positie door de heilige Robertus Bellarminus vermeld, bevestigt dat een paus die in ketterij valt, zelfs louter intern, door dit feit zelf zijn pontificaat verliest. Deze mening werd vooral door Turrecremata 4 verdedigd. Volgens Da Silveira is deze mening in onbruik geraakt. “Gedurende de laatste eeuwen heeft geen enkele mij bekende auteur deze mening verdedigd.”5
Men kan dus stellen dat geen enkele katholieke theoloog deze these nog ondersteunt. En dat schijnt terecht omdat ze niets zegt over de zichtbaarheid van de Kerk.
De derde mening valt in het andere uiterste. Zelfs als de paus manifest een ketter is, verliest hij zijn pontificaat niet en kan hij niet afgezet worden. Onder de 136 geraadpleegde auteurs heeft Da Silveira er slechts één gevonden die deze positie verdedigde: de Franse 19e-eeuwse canonist Bouix. Men kan ze dus beschouwen als een geheel apart geval.
Dit kort overzicht van de stand van zaken toont op afdoende wijze dat men de theologische stellingen aangaande de manifest ketterse paus kan samenvatten, als men zich houdt aan de meest verspreide meningen, in het alternatief “depositus” of “deponendus”. Ik onderzoek meer gedetailleerd deze twee stellingen.
De bekende “klassieke” verdediger van de eerste (de paus is afgezet door het feit zelf) is de heilige Robertus Bellarminus. (zie eindnoot 2) Onder de verdedigers van de tweede stelling overheersen de namen van Cajetanus en Jan van Sint-Thomas. 6 Suarez, 7 ook vermaard in deze strijdvraag, wordt door Journet aan de zijde van de heilige Bellarminus geplaatst, daar waar Da Silveira (opus citatum pag. 220) hem bij Cajetanus zet!
Nu is het van belang om precies aan te geven waarin deze twee thesen van elkaar verschillen.
Da Silveira beweert klaarblijkelijk 8 dat het wezenlijke verschil hierin bestaat dat overeenkomstig de these van de heilige Bellarminus de kerkelijke instellingen (zoals een onvolmaakt algemeen concilie) geen enkele eigen rol, geen ander recht of functie hebben dan gelijk welke gelovige. Volgens de theses van Cajetanus (en Jan van Sint-Thomas) of van Suarez daarentegen moet een onvolmaakt algemeen concilie optreden om de manifest ketterse paus werkelijk af te zetten. 9
Ziehier, bijvoorbeeld, wat Suarez schrijft 10:
“ Ik zeg ten derde: als de paus een ketter is en onverbeterbaar, zodra de wettige rechtsmacht van de Kerk de verklarende uitspraak van zijn misdaad a heeft gedaan, houdt hij op Paus te zijn. Dit is de gangbare mening van de kerkleraars.” (nr. 6)
“[deze uitspraak] komt uit zichzelf aan alle bisschoppen van de Kerk toe […] en dus aan een algemeen concilie”. (nr. 7)
Anderzijds legt Jan van Sint-Thomas uit 11:
“Dus de Paus houdt niet op Paus te zijn door het feit zelf dat hij ketter is, zelfs openlijk, voordat de Kerk een vonnis geveld heeft et voordat zij de gelovigen gewaarschuwd heeft hem te mijden.”
“De vaststelling van de misdaad komt niet aan de kardinalen toe, maar aan een algemeen concilie.”
Hoe zit het nu met de stelling van de heilige Robertus Bellarminus? Heeft Da Silveira gelijk wanneer hij denkt dat, volgens deze kerkleraar, geen enkele uitspraak van de Kerk (onvolmaakt concilie… of iets anders (?) ) noodzakelijk is om wegens ketterij het pontificaat te verliezen? Dit schijnt ons ten minste betwistbaar.
Het is waar dat de heilige Robertus Bellarminus in de voorgestelde oplossing van het probleem niet uitdrukkelijk spreekt over een specifieke interventie van de Kerk, die vereist is alvorens dat de ketterse paus het pontificaat verliest:
“De vijfde mening is dus de juiste: de manifest ketterse paus houdt uit zichzelf op Paus en zichtbaar Hoofd te zijn, zoals hij uit zichzelf ophoudt christen en lidmaat van het lichaam van de Kerk te zijn; en het is daarom dat hij door de Kerk kan geoordeeld en gestraft worden. Dit is de stelling van alle oude Kerkvaders die leraren dat manifeste ketters dadelijk alle rechtsmacht verliezen…” (locus citatus, zie eindnoot 2)
Voordat hij tot deze conclusie komt, bij zijn kritiek op de tegengestelde stellingen, geeft de heilige Bellarminus aanvullende informatie over zijn denken. Uiteraard moet men hiermee rekening houden.
En voornamelijk tegen Cajetanus schreef hij:
“ De vierde mening is deze van Cajetanus in zijn verhandeling over de autoriteit van de Paus en het concilie, hoofdstuk 20 en 21, waar hij leraart dat de manifest ketterse paus niet afgezet wordt door het feit zelf, maar kan en moet afgezet worden door de Kerk: een mening die naar mijn oordeel niet kan verdedigd worden. Want, eerst en vooral, dat de manifest ketterse paus door het feit zelf afgezet is, wordt bewezen door middel van het leergezag en de rede. De autoriteit is deze van de heilige Paulus die in zijn brief aan Titus, hoofdstuk 3, het bevel geeft de ketter te mijden nadat hij tweemaal vermaand werd, dit wil zeggen nadat het zal duidelijk worden dat hij hardnekkig is en dat hij het begrijpt voor elke excommunicatie of uitspraak van de rechter: zoals Hiëronymus zal schrijven over deze plaats waar hij zegt dat de andere zondaars buiten de Kerk gesloten zijn door een excommunicatiebevel, terwijl de ketters weggaan en zichzelf van het lichaam van Christus afsnijden; maar men kan de paus niet vermijden als hij Paus blijft: hoe inderdaad zouden we ons hoofd kunnen vermijden? Hoe zouden we ons kunnen verwijderen van een lidmaat dat verenigd is met ons?”
Zo verwijst de heilige Robertus Bellarminus, zoals Cajetanus trouwens en in het algemeen de andere auteurs die in detail deze kwestie behandeld hebben, naar de woorden van de heilige Paulus aan Titus (III, 10): “Een ketters mens moet je na een eerste en tweede vermaning mijden.” En de heilige Bellarminus erkent en bevestigt dat door deze twee vermaningen de hardnekkigheid van de ketter tot uiting gebracht wordt: “De heilige Paulus […] beveelt de ketter te mijden nadat hij tweemaal vermaand werd, dit wil zeggen nadat hij zich manifesteert als duidelijk hardnekkig…”
Nu dringt zich onontkoombaar een vraag op, waarop onze kerkleraar geen uitdrukkelijk antwoord geeft: wie kan deze vereiste vermaningen geven (en hoe)? In een aangelegenheid die de gehele Kerk aangaat, is het dan niet noodzakelijk dat de vermaningen een onbetwistbare waarde voor de hele Kerk hebben en dus uitgaan van een orgaan dat de gehele Kerk vertegenwoordigt (voor zover dit mogelijk is in de gegeven situatie): het onvolmaakt algemene concilie?
Alhoewel hij een interventie van de Kerk niet expliciet bevestigt, is het moeilijk vol te houden dat de heilige Bellarminus de noodzakelijkheid van zulke interventie verworpen heeft: hij verwijst namelijk expliciet naar “de twee vermaningen” van de heilige Paulus, die zulke interventie schijnen op te leggen.
Een bijkomend argument dat in dezelfde lijn ligt, wordt gevonden in de kritiek die door de heilige Bellarminus tegen de twee stelling geuit werd (volgens dewelke de paus het pontificaat verliest zelfs door louter inwendige ketterij). Onze kerkleraar merkt op:
“ Ik onderschrijf ze niet. Want de rechtsmacht wordt wel door God aan de Opperherder gegeven, maar duidelijk niet zonder de medewerking van mensen, daar het door mensen is dat deze mens, die geen Paus was, het begint te zijn; en dus wordt de rechtsmacht niet door God (a Deo) afgenomen dan door de tussenkomst van de mens (per hominem): maar de heimelijke ketter kan niet door de mensen geoordeeld worden; en hijzelf wil niet uit eigen beweging zijn macht afleggen.” ( zie eindnoot 2)
Aldus verklaart de heilige Bellarminus nadrukkelijk, tegen de tweede mening, dat een interventie door middel van een menselijke uitspraak in het proces dat leidt tot het verlies van het pontificaat, noodzakelijk is. Moeilijk kan men hem vervolgens een these toeschrijven die zulke uitspraak absoluut uitsluit.
Voorafgaande analyse wordt bevestigd, meen ik, door Jan van Sint-Thomas die de heilige Robertus Bellarminus rekent tot de mening van Suarez (zoals ook Journet doet) en hem zo begrijpt: “Bellarminus en Suarez denken, door het feit zelf dat hij manifest ketters en onverbeterbaar verklaard werd, dat de paus rechtstreeks door Onze Heer Jezus Christus afgezet wordt en niet door een of andere kerkelijke autoriteit.” (locus citatus, eindnoot 6)
Maar, zou men zich kunnen afvragen, welk verschil bestaat er dan tussen de heilige Bellarminus en Cajetanus als zij het eens zijn, zoals ik beweer, dat een interventie van de Kerk noodzakelijk is? Het verschil betreft, denk ik, de aard en de draagwijdte van deze interventie. Men mag de algemene context waarin deze 16e en 17e-eeuwse studies over het geval van de ketterse paus gebeurden, niet uit het oog verliezen. De achtergrond van deze theologische discussies betrof altijd de kwestie of er op aarde een autoriteit bestaat boven deze van de Paus, zoals duidelijk blijkt uit de titel van het werk van Cajetanus. En evenzo heeft hoofdstuk XXX van het tweede boek De Romano Pontifice tot doel aan te tonen dat de roomse Opperherder niet kan geoordeeld en afgezet worden door de Kerk, zelfs in het geval van ketterij: en dit in het licht van hoofdstuk XXVI dat tot doel heeft het primaatschap van de roomse Opperherder te vestigen uitgaande van het feit dat niemand op aarde hem kan oordelen.
De katholieke auteurs zijn het uiteraard eens over het principe: op aarde is er geen gezag dat boven het gezag van de Paus staat. Cajetanus dacht dit principe voldoende te handhaven door de notie ministeriële macht van de Kerk in te voeren voor het geval dat de Paus in ketterij valt. Die ministeriële macht staat niet boven de macht van de Paus, maar ze staat boven de vereniging van het pontificaat met een ketterse persoon. Ziehier het besluit van hoofdstuk XXI (opus citatus, zie eindnoot 6):
“Gezien de autoriteit die we in de Paus erkennen, is het duidelijk dat de Kerk geen macht heeft over hem. En zelfs in het geval van ketterij heeft ze strikt gesproken geen macht over de Paus, maar wel over de verbinding van het pausschap met Petrus, 12 die ze kan ontbinden. En aldus blijkt zeer duidelijk dat de Kerk macht heeft over de verbinding van het pausschap met Petrus, zowel over het ontstaansproces [van Paus Petrus] als over het ontbindingsproces, indien het subject geschikt is om Paus te worden door het geloof en de wil of om het pausschap te verliezen door ketterij of de wil. En daar deze macht ondergeschikt is aan deze van het pausschap, kan ze de macht van het pausschap niet beperken. En alzo zien we dat de Paus geen enkele aardse macht boven zich heeft, zelfs in geval van ketterij: wat ons doel is.”
De heilige Bellarminus, zijnerzijds, denkt dat deze argumenten de absolute superioriteit van de pauselijke macht niet werkelijk waarborgen. Wat hij verwerpt en ontkent, is dus de mening van Cajetanus die stelt dat de interventie van de Kerk de afzetting (van de ketterse paus) impliceert. Dit is, naar onze mening, het discussiepunt tussen deze grote auteurs.
Daarom denk ik dat Jan van Sint-Thomas zich echt rekenschap geeft van de ware stand van de vraagstelling, zoals ze zich heeft ontwikkeld in de loop van de eeuwen, als hij schreef:
“Men moet niet aanvaarden dat de opperherder, om reden dat hij ketter is, ophoudt paus te zijn voor een verklaring van de Kerk, alhoewel sommigen dat beweerd hebben. Ziehier wat het voorwerp van mening is: gegeven zijnde de verklaring van de Kerk die zich uitspreekt over het feit dat de paus ketters is, is hij dan door het feit zelf door Onze Heer Jezus Christus afgezet of moet hij door de Kerk afgezet worden? Voordat de Kerk juridisch deze verklaring doet, zijn we gehouden hem altijd als paus te erkennen, zoals dat overvloedig zal blijken uit het volgende artikel.”13
Ik ga niet dieper in op de stand van de vraagstelling. Ik geloof dat ik voldoende aangetoond heb dat de theologische traditie over het onderwerp allerminst bevestigt dat de ketterij van de paus, zonder enige officiële interventie van Kerk, leidt tot het verlies van het pontificaat. 14
Dit is dan ook de eerste reden waarom ik meen dat de hypothese van de ketterse paus, zoals ze eerder bestudeerd werd, geen beslissend licht kan werpen op de huidige situatie. Volgens de huidige stand van de leer is het duidelijk dat, ten minste in de praktijk, een verklaring van de Kerk noodzakelijk is om met zekerheid te besluiten dat de paus het pontificaat werkelijk verloren heeft wegens persoonlijke ketterij.
aE.H. Bernard Lucien, La situation actuelle de l’Autorité dans l’Eglise, La Thèse de Cassiciacum, Documents de catholicité, 1985. Hoofdstuk VI, pag. 63 e.v.
1In zijn werk: La nouvelle Messe de Paul VI: Qu’en penser? (DPF, 1975). Het tweede deel van dit boek is gewijd aan de “theologische hypothese van de ketterse paus”. (pag. 213 – 281)
2 De Romano Pontifice, lib. II, cap. XX
3La nouvelle Messe de Paul VI …, pag. 218
4Kardinaal Juan de Torquemada, dominicaan, oom van de beroemde inquisiteur Thomas de Torquemada. “Turrecremata” is de Latijse vorm van zijn naam. Hij is de auteur van een bekende “Summa over de Kerk” (1448 – 1449).
5Onder “de laatste eeuwen” moet men ongetwijfeld verstaan vanaf de 16e eeuw (incluis). Turrecremata was van de eerste helft van de 15e eeuw (1388 – 1468). Journet, die dezee mening niet vermeldt, verwijst naar de “theologen van de 16e en 17e eeuw”. (Journet, L’Eglise du Verbe Incarné).
6Twee grote commentatoren van de heilige Thomas van Aquino. Zie Cajetanus, De comparatione auctoritatis Papae et Concilii, hoofdstukken XVII – XXIII; Jan van Sint-Thomas, Cursus Theologicus, T. VII, Disp. II, art. III.
7Suarez, Opera Omnia, Vivès T. XII, tract. De Fide, disp. X, sect. VI
8Zie vooral de voetnoot 17 op pagina 279, (opus citatus).
9Maar de eigen rol van de Kerk zou verschillend zijn, volgens deze twee auteurs. Voor Suarez “zou de Kerk juridisch verklaren dat de paus ketters is” (zie eindnoot 7, nr. 10) en dus door het feit zelf zou hij door Christus afgesteld zijn. Cajetanus daarentegen meent dat een onvolmaakt algemeen concilie, in het geval van manifeste ketterij van de paus, een ministeriële macht heeft die haar toelaat de paus af te zetten (zie eindnoot 6, hoofdstukken XX en XXI)
10Zie opgegeven plaats in eindnoot 7; de aangegeven nummers zijn de onderverdeling van de verhandeling.
aDit betekent dat de bevoegde kerkelijke autoriteit alleen heeft vastgesteld dat de ‘paus’ een ketter is.
11Zie de opgegeven plaats in eindnoot 6; het nummer duidt een onderverdeling van de tekst aan.
12Cajetanis onderscheidde : “in de Paus vindt men drie elementen, namelijk het pausschap, de persoon die Paus is, Petrus bijvoorbeeld, en de verbinding van het ene met de andere, namelijk het pausschap in Petrus, waaruit Paus Petrus voortkomt. In het zelfde hoofdstuk schrijft Cajetanus: “het pausschap en Petrus verhouden zich tot elkaar als vorm en stof”.
13Cursus Theologicus, T. VII, Disp. II, art II, naar het einde.
14Herinneren we als samenvatting: voor Cajetanus moeten er eerst twee aanmaningen zijn die bewijzen dat de paus onverbeterbaar is, daarna een uitspraak van afzetting. Voor Suarez hoeft alleen (na de aanmaningen) een verklaring dat ketterij werd vastgesteld: door dit feit zelf is de paus afgezet. Voor de heilige Bellarminus moeten de twee vermaningen gebeuren: als er geen verbetering is, wordt de ketterij door het feit zelf publiek en de afzetting volgt eruit voort.
Tweet