Bereid de weg des Heren!

De Advent in de onderrichting van Pius XII

In deze Adventstijd wordt in onze ziel een vurig verlangen opgewekt naar het heilig Kerstfeest door de heilige liturgie, die een kostbare en voortdurende bron is die ons verkwikt met haar licht en verblijdt met haar vreugde. De liturgie van de Advent is één grote geheimnisvolle smeekbede, vol van vreze en tegelijkertijd vol zoetheid. We wenden ons tot God en bidden Hem, om Diegene te zenden die komen moet: Mitte quem missurus es (Ex. 4, 13); we roepen tot de hemel, tot de wolken, en wachten tot de Rechtvaardige neerdaalt als de dauw, als een heilzame regen: Rorate coeli desuper, et nubes pluant iustum (Is. 45, 8). Ook de aarde luistert naar onze bede, en wij vragen haar om zich te openen en de meest begeerde van alle planten te laten ontkiemen, de geurigste van alle bloemen, namelijk Jezus: Aperiatur terra, et germinet salvatorem; Flos de radice Jesse (Is. 45, 8; 11, 1). Soms is het gebed rechtstreeks tot Jezus gericht en dan krijgt het een toon van bijzondere vurigheid: Veni, Domine, et noli tardare: Kom o Heer, en wacht niet langer!

Deze smeekbede wordt in de liturgie beantwoord door een uitermate zoete stem van vrede, van troost en belofte. God spreekt en zegt: Troost u, uw verlossing zal ten spoedigste komen: Cito veniet salus tua. En: De bergen zullen zoetheid druipen en de heuvels zullen melk en honing geven: Stillabunt montes dulcedinem, et colles fluent lacte (Joel 3, 18). In zijn dagen zal er gerechtigheid zijn en een overvloed van vrede: Orietur in diebus eius iustitia et abundantia pacis (Ps. 71, 7), en de aarde zal haar vrucht voortbrengen: Terra dabit fructum suum (Ps. 84, 13).

Maar we zien dat er tussen dat dringende gebed en deze heerlijke belofte een stem opkomt, krachtig en vastberaden: de stem van hem die vermanend roept: Bereid de weg des Heren: Vox clamantis. . . Parate viam Domini (Lc 3, 4). Als om te zeggen: nutteloos is uw verlangen naar verlossing, en zelfs Zijn wil om u te redden is vergeefs, als u zou tekortschieten in het grootmoedig werken aan de voorbereiding van de weg voor Hem, door het wegnemen van de hindernissen en door het versieren van de weg waarlangs Hij moet gaan.

Heden ten dage worden dat gebed van de aarde en het antwoord van de hemel en, meer nog, de uitnodiging van de Voorloper, steeds dringender. Wie hoort niet het benauwde zuchten van de mensen, die probeerden hun problemen op te lossen zonder God, of zelfs strijdend tegen God, en die nu de nederlaag ervaren die hen ontmoedigt vanwege de kwetsbaarheid van de structuren waarin zij leven en de onzekerheid van de instellingen waarop zij vertrouwen? Het volstaat daarom de stemmen te begrijpen die wij vernemen, het volstaat hun nog verborgen diepere betekenis in te zien, om te beseffen dat velen zich al opmaken om terug te keren naar het Vaderhuis, ook al waren ze het vergeten.

Anderzijds is het niet minder zeker, dat aan deze, al dan niet bewuste, grote verwachting onzerzijds, de wil correspondeert van Jezus om ons te verlossen. Een wil, die op elke bladzijde van het Evangelie wordt geopenbaard: de Herder, die achter het verloren schaap aan gaat, zal zonder twijfel de verloren zoon die terugkeert met liefde verwelkomen, vooral als die Hem zal zeggen: “Vader, ik heb me zo ver van U verwijderd; ik heb veel methodes geprobeerd; ik heb mezelf aan veel mensen en aan veel zaken toevertrouwd. Jezus, nu ben ik weer bij U; nu besef ik dat Gij alleen woorden van eeuwig leven hebt.”

Maar als, zoals gezegd, dit gevoel van verwachting wijdverbreid is, dan moet ook de stem van de Doper vastberaden en duidelijk worden verheven; dan moet zijn waarschuwingsroep zonder onderbreking of vermoeidheid weerklinken: Bereid de weg voor Jezus!  (…)

Daarom zeiden we dat we er zeker van waren dat de waarschuwing van de Voorloper een prompte weerklank in uw harten zal vinden en dat gij er alles aan zult doen om de weg voor de Heer te bereiden.

Het zal daarom allereerst nodig zijn, dat ieder van u ervoor zorgt de weg voor te bereiden, zodat Jezus binnen kan komen en in uw ziel kan wonen. Onderzoek of er niet rampzaligerwijs een beletsel in zit, dat het wonen van Jezus in u onmogelijk zou maken; zo’n beletsel zou de zonde zijn, die dodelijk wordt genoemd, juist omdat zij het Goddelijke leven in u doodt. Zorg er bovendien voor dat uw ziel steeds meer gezuiverd wordt, en gun uzelf geen vrede totdat zelfs de kleinste vlekken die de stralende reinheid ervan verduisteren, verdwenen zijn, binnen de grenzen toegestaan aan onze menselijke zwakheid. Ten slotte moeten we nog onze ziel versieren met de parels van iedere deugd, waarbij we Jezus zelf als voorbeeld moeten nemen.

Maar bovenal, probeer met alle mogelijke middelen ervoor te zorgen dat de liefde, die alle begrip te boven gaat, in uw harten heerst; dat de liefde bijgevolg moge heersen onder u onderling. Als het waar is dat de leerlingen van Jezus zullen herkenbaar zijn aan de liefde die zij voor elkander zullen kunnen opbrengen, dan zal alle jaloezie, alle afgunst, alle bekrompenheid uit uw midden moeten worden verbannen. Als de naastenliefde er zal zijn, als er liefde zal zijn, dan zal Jezus er zijn.