Geloofsbelijdenis van de H. Petrus Canisius S.J., Kerkleraar
Vanaf 1571 liet Petrus Canisius zijn geloofsbelijdenis in vele van zijn boeken opnemen. Hij liet ze voor het eerst verschijnen in zijn Summa doctrinae christianae. De hoofdreden voor deze publieke geloofsbelijdenis was de valse beschuldiging die in bepaalde streken verspreid werd, dat Petrus Canisius protestant geworden was. Enige van zijn tegenstanders (Philipp Melanchton, Johannes Marbach) verspreidden in hun boeken dat Canisius de katholieke leer verdedigde, alhoewel hij wist dat ze vals was.
In deze bladzijden vinden we een heerlijke belijdenis door Petrus Canisius van zijn trouw aan het katholieke geloof, de Roomse Kerk en de Paus, van zijn verwerping van het protestantisme en de bereidheid zijn leven voor het katholieke geloof te geven.
“Ik belijd voor U, Vader, Heer van hemel en aarde, Schepper en mijn Verlosser, mijn sterkte en mijn heil, dat Gij reeds vanaf mijn jeugd niet nagelaten hebt mij te voeden en mijn hart te versterken met het heilig brood van uw lippen.
En opdat ik niet zou ronddolen zoals de verdwaalde schapen die geen herder hebben, hebt Gij mij in de schoot van de Kerk opgenomen. En nadat Gij me opgenomen hebt, hebt Gij mij opgevoed. En na mij opgevoed te hebben, hebt Gij mij bewaard en onderricht onder de gehoorzaamheid van die meesters en herders in wie, op Uw bevel, al Uw gelovigen U aanwezig horen en aan Uw stem gehoorzamen.
Publiek belijd ik tot mijn zaligheid al wat de katholieken, die het ware geloof hebben, geloven in hun hart tot hun heil. Ik heb niets van doen met Luther, ik verwerp Calvijn, ik doe alle ketters in de ban. Ik wil met hen niets gemeen hebben, daar zij niet hetzelfde spreken en denken en ook niet dezelfde geloofsregel hebben als de heilige, katholieke, apostolische en Roomse Kerk.
Wie Christus aanhoort en volgt, Die niet alleen onderricht in de H. Schrift, maar Die ook oordeelt als rechter in oecumenische concilies, en zich doet horen door de Stoel van Petrus en getuigt door de kerkvaders, bij hem sluit ik mij aan, zijn geloof omhels ik, zijn religie volg ik na en zijn leer keur ik goed. Ik belijd verder dat ik lid van de Rooms-katholieke Kerk ben, en ik me niet in het geringste van het kerkelijke gezag afkeer, dat door die godslasteraars veracht, vervolgd en vervloekt wordt als antichristelijk. Ik weiger niet mijn leven te geven en mijn bloed te vergieten tot getuigenis van haar, en ik heb het vertrouwen en de overtuiging dat de verdiensten van Christus, de Heer, en de gaven van de Heilige Geest geen heil schenken aan mij en aan anderen, tenzij we in eenheid zijn met diezelfde Kerk.
Vrijuit belijd ik met de H. Hiëronymus: ik ben verbonden met wie verbonden is met de Stoel van Petrus. En met de H. Ambrosius: ik verlang in alles de heilige Roomse Kerk te volgen. En ik erken eerbiedig met de H. Cyprianus dat de Roomse Kerk de wortel en moeder van de universele Kerk is. In dit geloof en deze leer, die ik als kind heb ingezogen, in mijn jeugd versterkt, als volwassene onderwezen, en nu, met mijn zwakke krachten verdedigd heb, vind ik mijn rust. Voor het overige heb ik tot heden de taken van een katholiek leraar vervuld en zal ik ze in de toekomst ook vervullen noch om enig materieel voordeel onder welke vorm ook, noch om aan mensen te behagen, of heb ik in strijd met mijn geweten gehandeld (daarom, mijn God, hoop ik dat Gij mij altijd genadig zijt).
Geen andere beweegreden eist of ontrukt deze belijdenis dan de zorg voor Uw naam en Uw eer, de kracht van de erkende waarheid, de onderrichting van de heilige Schrift, de meningen en de consensus van de kerkvaders, de geloofsgetuigenis die ik aan mijn broeders verschuldigd ben, en ten slotte het verwachte heil in de hemel, en de aangekondigde gelukzaligheid voor hen die oprecht het geloof belijden.
Mocht ik als gevolg van deze geloofsbelijdenis veracht, mishandeld of uitgestoten worden, dan zal ik het erkennen en bekendmaken als een bijzondere genade van U, o God, Die enerzijds verlangt dat ik zou lijden omwille van de gerechtigheid, wat het lot is van de gelukzaligen, en anderzijds niet wilt dat zij, die Uw vrienden niet kunnen zijn aangezien ze zich openlijk verzetten tegen Uw Kerk en de katholieke Waarheid, mij welwillend zouden zijn – iets wat moet worden ingeschreven op de rekening van grote verdiensten.
Echter vergeef hen, Vader, vergeef hen, daar zij ofwel onwetend zijn ofwel niet willen weten wat ze doen, verhinderd ten dele door de invloed van de afschuwelijke duivel, en ten dele verblind door de misleiding van de valse leer.
Ik smeek U mij altijd in genade te bewaren zodat ik, levend of dood, niet ophoud getuigenis af te leggen van de oprechte standvastigheid en van de standvastige oprechtheid, die ik aan U, aan de Kerk en de Waarheid schuldig ben; dat ik me nooit afwend van Uw Liefde, en maak me deelachtig aan haar met hen die U vrezen en Uw geboden in de heilige Roomse Kerk onderhouden, aan wier oordeel tenslotte ik gaarne en eerbiedig mijzelf en al mijn geschriften onderwerp.
Dat alle heiligen, triomferend in de hemel of strijdend op aarde, U, grote Goedheid, overstelpen met lofzang en bidden voor mij; verenig en omhels ze stevig met de enige en onverbreekbare katholieke vredesband.
Gij zijt voor mij het begin en het einde van alle goed; ontvang van mij, door mij en omwille van mij eeuwigdurend lof, eer en glorie.”
Tweet