Op 26 juli werd in de parochiekerk van Saint-Etienne-du-Rouvray, Normandië, de priester Jacques Hamel door twee islamitische militanten gekeeld. Onnodig te herhalen dat het een afschuwelijke en heiligschennende moordaanslag was, en dat we bidden voor de zielenrust van deze broeder in het priesterschap (hij werd gewijd in 1958).
Vele gedoopten vroegen zich af, of men niet kon spreken van martelaarschap in de strikte en “canonieke” betekenis van het woord. Zo ook de overste van het Franse district van de Priesterbroederschap Sint Pius X, Christian Bouchacourt, die dit beklagenswaardig slachtoffer als martelaar van de Islam beschouwde, vermoord in de kerk “tijdens een mis”.
De getuigenissen over het leven en de bediening van de oude Franse priester spreken echter een andere taal. Eerwaarde heer Hamel was, net als alle trouwe volgelingen van het tweede Vaticaans concilie, actief betrokken in de “religieuze dialoog” met de loochenaars van de Heilige Drievuldigheid en de godheid van Christus. En de “mis” die het slachtoffer celebreerde, was de hervormde, die door de stichter van de religieuze gemeenschap waartoe pater Bouchacourt behoort, terecht de “mis van Luther” genoemd werd.
Tenzij men aanhanger wordt van de “wojtyliaanse oecumene van het martelaarschap”, kan men in een modernist, ook al werd hij vermoord omdat hij christen was, geen “martelaar van het geloof” zien, vooral niet in de strikte en canonieke betekenis van het woord. Een martelaar getuigt immers met zijn bloed van de Waarheid en van het Geloof dat hij in leven en dood beleed. De kerkvaders hebben aan ketterse of schismatieke gedoopten de titel van martelaar altijd ontzegd, ook al werden ze vervolgd of vermoord omdat ze christenen waren. De onoverwinnelijke onwetendheid (zonder schuld) kan iemand vrijwaren van (formele) zonde als hij in een dwaling tegen het geloof valt, maar kan van hem geen getuige van de waarheid maken.
Men kan zich afvragen of het gebeurde, dat misschien nóg zal gebeuren (de hemel verhoede het), niet eerder een straf is, niet zozeer voor deze enkeling, slachtoffer van een heiligschennende haat (zie Luc. 13, 1-5), dan wel voor het gehele modernisme en zijn goddeloze welwillendheid tegenover de vijanden van de Godheid van Jezus Christus en van het Geloof in de Allerheiligste Drievuldigheid.
De Heer waarschuwde: “Als jullie geen boete doen, zullen jullie allen gelijkelijk omkomen”. Deze woorden doen ons huiveren als we bedenken dat de oproep tot boete, de waarschuwing van de Heer om de geest van geloofsafval van “Nostra aetate” (1) – met zijn voor allen overduidelijke vruchten – te verzaken, niet wordt gehoord. Integendeel! Op zondag 31 juli werden de moslims uitgenodigd om te prediken in de geprofaneerde katholieke kerken van Frankrijk en Italië!
Een katholiek die niet in de gracht wil vallen, kan tot leidsman geen blinden nemen die andere blinden leiden. Een katholiek die zijn ziel wil redden en niet voor eeuwig verloren wil gaan, kan niet diegenen volgen die het al dan niet geloven in de Godheid van Christus en de Allerheiligste Drievuldigheid (althans feitelijk) als irrelevant beschouwen. Moge de goede God ons redden, en het Geloof van de katholieken beschermen tegen het modernisme en ons behoeden van de rechtvaardige straffen waarmee de Heer de beledigingen aan Zijn Naam aangedaan, straft en zal straffen.
Verrua Savoia, 1 augustus 2016, Sint Pieters banden.
- Nostra Ætate (Nederlands: In onze tijd) is een verklaring van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) over de verhouding van de Katholieke Kerk tot de niet-christelijke godsdiensten.