Urbi et Orbi, Pasen 1957

De nacht zal oplichten als de dag

(vrij naar het Urbi et Orbi van Paus Pius XII, Pasen 1957)

 

De echo’s van het Exsultet, de jubelzang van de Paaswake, galmen nog na in ons hart. Na de uitnodiging tot uitbundige blijdschap, gericht aan de engelenscharen in de hemel, aan de aarde, aan onze Moeder de Kerk en aan alle volkeren, vestigt de aandacht van dit liturgische gezang zich op de nacht die voorafging aan de verrijzenis van de Heer. Een echte nacht, een nacht van lijden, van schrik, van duisternis; en toch waarlijk een gezegende nacht: “vere beata nox”. Omdat alleen die nacht de tijd en het uur zou kennen waarin Christus uit de dood opstond. Maar ook vooral, omdat van haar staat geschreven: de nacht zal oplichten als de dag: “et nox sicut dies illuminabitur”. Een nacht die het ochtendgloren en de schittering van een heldere dag voorbereidde; een schrikken, een duisternis, een schande, een lijden, die de vreugde, het licht, de overwinning, de verrijzenis voorbereidden.

De nacht, die voorafging aan de opstanding van Jezus, was een nacht van verlatenheid en wenen, een nacht van duisternis. Maar de nacht is voorbij: en daarmee is de angst voorbij, de schrik is over, twijfels zijn verdwenen, de duisternis is verlicht, hoop en zekerheid zijn terug. De Zon schijnt weer. Een feestelijk lied stijgt op: Resurrexit, alleluja.

En zo zouden we zo graag willen, geliefde kinderen, dat een andere nacht, de nacht die over de wereld is gevallen en die de mensen onderdrukt, spoedig de dageraad zou zien en gewekt zou worden door de stralen van een nieuwe Zon. We hebben er al vaak op gewezen dat de mensen, in alle landen en continenten, gedwongen zijn om verward en in angst te leven in een onrustige en verontrustende wereld. Alles gaat enkel nog om het voorbijgaande en tijdelijke. De dwaling, in zijn bijna ontelbare vormen, heeft het verstand van toch zeer uitverkoren schepselen tot slaaf gemaakt, en alle soorten wangedrag hebben een zodanige mate van toename, onbeschaamdheid, algemeenheid bereikt, dat het degenen die nadenken over het lot van de wereld ernstig zorgen baart. De mensheid lijkt een geïnfecteerd en gewond lichaam, waarin het bloed met moeite rondgaat, omdat de mensen in verdeeldheid en haat samenzweren, vechten en zichzelf vernietigen. Maar zelfs deze nacht van de wereld heeft duidelijke tekenen van een dageraad die zal komen, van een nieuwe dag, gewekt door een nieuwe en steeds helderdere Zon.

Alle technologische vooruitgang van heden: het is toch allemaal nacht. Een nacht die zelfs plotseling stormachtig zou kunnen worden, als de bliksemflitsen hier en daar verschenen en het geluid van de donder werd gehoord. Is het immers niet waar dat de wetenschap, de technologie en ontwikkeling vaak bronnen van terreur voor de mensen zijn geworden?

Alleen de vooruitgang kan de wereld zeker niet doen herboren worden. Velen hebben al opgemerkt en erkennen, dat deze nacht over de wereld is gekomen, omdat Jezus werd gearresteerd, omdat we Hem wilden uitsluiten uit het familieleven, uit het culturele en sociale leven; omdat het volk tegen Hem in opstand kwam, omdat Hij is gekruisigd, Hem het zwijgen is opgelegd en Hij er niet meer toe doet.

En er zijn vele moedige en bereidwillige zielen, die zich ervan bewust zijn dat deze dood en begrafenis van Jezus alleen mogelijk was, omdat er onder zijn vrienden mensen waren die Hem verloochenden en verraadden; en velen waren er die bang wegvluchtten voor de bedreigingen van de vijanden. Die zielen weten dat het aangezicht van de aarde kan veranderd, vernieuwd en verbeterd worden door spoedig, eensgezind en krachtdadig te handelen: dan is het noodzakelijk om de grafsteen te verwijderen, waarmee men de waarheid en het goede in het graf wilde insluiten; het is nodig om Jezus te laten verrijzen; door een ware verrijzenis, die volstrekt geen heerschappij van de dood meer toelaat: “Surrexit Dominus vere” (Luc. 24, 34), “mors illi ultra non dominabitur” (Rom. 6, 9).

In eenieder moet Jezus de nacht van de dodelijke zonde vernietigen door de zonsopgang van de herwonnen genade. In de gezinnen moet de Zon van liefde de nacht van onverschilligheid en kilheid verjagen. Op het werk, in de steden, in de landen, moet de nacht van tweedracht en haat oplichten als de dag, “nox sicut dies illuminabitur”: en de strijd zal staken en er zal vrede zijn. Kom, o Heer Jezus! De mensheid heeft niet de kracht om de steen te verwijderen die ze zelf heeft gemaakt, in een poging uw terugkeer te voorkomen. Stuur uw engel, o Heer, en laat onze nacht oplichten als de dag.

Hoeveel harten, o Heer, wachten op u! Hoeveel zielen worden door verlangen verteerd om de dag te bespoedigen waarop u alleen zult leven en heersen in onze harten! Kom, o Heer Jezus!

O Maria, gij die hem verrezen zag; Maria, van wie de eerste verschijning van Jezus de onuitsprekelijke pijn wegnam door de lijdensnacht veroorzaakt; Maria, aan U bieden wij de eerste vruchten van deze dag aan. Aan U, de Bruid van de Goddelijke Geest, ons hart en onze hoop, amen!